Ik hield de wereld in een boog van staal
om jou gespannen. Het duurde niet lang
of ik nam geschuifel waar : een veteraan
viel snuivend met zijn stok het bouwwerk aan.
Ik liet je naam in zware letters staan :
de regen trok de muur in strepen krom
& bij het vallen van een halve o, kwam ei
zo na het baby-zoontje van de bakker om.
Ik had je lijf in liedjes rustig lief :
buurvrouw kaat, helaas, bestierf het gauw
maar buurman frank, die eet zijn vleesje rauw
& draait hard house of soms led zeppelin.
Er rest mij niets dan je geslachtelijk tot mij
te nemen, & in de smidse van mijn nacht
je vuur te stoken tot dit oude ledikant,
van ons ontdaan, in elke hechting zucht
van passie, wanhoop & verbittering.