kathaars

Ik zocht de bloem die in jouw
cirkel brandde (haar naam
is uit elk boek geschrapt).
Een tempel had je niet ;
je bleef soms even in profiel
op natbestoomde ramen staan.

Je bent allicht sinds lang
in walm & kreten opgegaan
& wat een kerksteen ademt
van de treurnis om je dood,
heeft niets van het afgrijzen
dat in steden flinterfijne groeven zoekt,
de kleinste plaats om niet zo hoorbaar
menselijk te hoeven zijn.

Liefde is het niet & waarheid evenmin,
maar als jouw blik, mijn liefste
dartel erzatz-ding, zo godverlaten geil
van opgehoopt verlangen op mijn leegte
stuit & ik barbaars gemeen alweer
haar wezen diep in jou bemin,
dan weet ik dat ik snikkend sterven zal
& onvoldaan door het gebrek aan geweld,
de tederheid, waardoor je nu zo stilletjes
& rillend aan het gillen slaat.