Zij murwt haar stralen in de plooien van je hel.
Zij smeedt jouw kilte in het woeden van haar nacht.
Zij scherpt haar vragen aan de snede van een zwaard.
Zij stoot jouw woorden af als korsten op haar pracht.
Zij schatert om de bonte schimmels van je nijd.
Zij maalt je onmin smalend om tot min & mond.
Zij braakt al klaarte voor je lust in leed begon.
Zij is al zon waar jij nog maneschijn bezong
Zij slaat de armen om & lachend uit je kom.
Zij keert de aarde vruchtbaar voor jouw zuchten om.
Zij breekt het ijs, ontsteekt het vuur & spettert zuur.
Zij schrijft jouw leven uit in minder dan een uur.
Zij draait haar wensen als een fishstick in je om.
Ik richt haar aan in u, zij is uw reinigende kuur.