Slaapwel, slaap nu, slaap niet.
Verhef je fijnst besnaarde gil
tot in je spiegel plotse barsten
elke stilstand woest verdoezelen.
Breek dan, in jouw dag die sterft,
mijn boerse woorden aan,
ontrafel mij tot ik
die aan jouw voeten lig & zing
van hoe je heilig bijna
bij mij lag, niet bij mij ligt,
tot mij verworden zal. Omarm
mijn schaduw in jouw diepste nacht,
lees mij tot ik dronken dans
& schenk het oude glas
nog éénmaal vol voor mij & drink
& droom, droom niet, droom zacht.